Over wilde planten

4. Driemaal guichelheil

Driemaal guichelheil, ik dacht er nog over om er hoera, hoera, hoera achter te zetten. Ik vond guichelheil altijd een uiterst merkwaardig woord. Ik had het gevoel dat het iets heel ouds en spannends betekende maar ik had geen idee wat. Dus toen ik 'driemaal guichelheil' opschreef deed het me denken aan een soort 'driewerf hoera!'. Maar ik heb het nu opgezocht en 'guichel' is een oud woord voor waan, krankzinnig, geestelijke gestoord en 'heil betekent genezend. Men zag er vroeger dus een geneesmiddel in tegen geestesziekten en hondsdolheid. Minder spannend misschien dan mijn ideeën, maar natuurlijk wel heel belangrijk, als het inderdaad werkte.

Guichelheil

Guichelheil behoord tot de sleutelbloemfamilie. Op het eerste gezicht zou je dat niet zeggen maar bijvoorbeeld wederik en waterviolier horen er ook bij en die lijken ook niet op de bekende voorjaarsboden. Tot guichelheil rekent men de planten die een bolvormige doosvrucht hebben en die open gaat doordat de bovenste helft van de dooswand loslaat: de deksel gaat van het potje.

In ons land komen drie of vier soorten guichelheil voor. De bekendste guichelheil in ons land is rood guichelheil (Anagallis arvensis). Het plantje heet 'rood' maar als er één wilde plant is waarvan de bloemen oranje zijn dan is het rood guichelheil. De vreemdste is misschien wel het blauwbloeiende guichelheil. Deze komt voor in twee soorten. De ene is 'gewoon' rood guichelheil dat om duistere redenen blauw bloeit. En de tweede is echt blauw guichelheil. Deze heet officieel Anagallis arvensis subsp. foemina of Anagallis foemina.
De 'schattigste' is teer guichelheil (Anagallis tenella): een heel laag plantje met in verhouding veel te grote roze bloemetjes die ook nog eens in grote aantallen voorkomen. En de zeldzaamste is dwergbloem (Anagallis minima) met (na het mosbloempje) de kleinste bloemen van ons land, tenminste voor landplanten. Men denkt dat dwergbloem in ons land zo'n beetje is uitgestorven, maar dat kan natuurlijk ook deels liggen aan zijn onopvallend postuur.

rood guichelheil Rood guichelheil is oranje

Rood guichelheil

Dit is een laag, éénjarig plantje dat de hele zomer bloeit met kleine oranje sterretjes. Rood guichelheil vind je vooral als akkeronkruid dus aan de randen van bijvoorbeeld graanakkers of aardappelvelden en soms tussen het gewas als dat niet al te dicht staat. Van maïs moet het plantje niet veel hebben wat misschien van goede smaak getuigd (flauw grapje). De bloemetjes van rood guichelheil gaan alleen open als het zonnig is. En na de lunch gaan ze al weer dicht, geen Mediterraan dutje doen maar meteen door slapen tot de volgende dag. Vroeger werden ze daarom wel gebruikt in een plantenklok met allemaal planten die op een vaste tijd open of dicht gaan.

Rood guichelheil is niet echt zeldzaam in ons land. Vooral in de gebieden met vruchtbare grond kun je het bloemetje tegen komen. In Zuid-Limburg bijvoorbeeld komt het duidelijk meer voor dan op het zand in het noorden van Limburg en in Brabant, maar op de rivierklei rond de grote rivieren is het nog algemener.

Rood guichelheil komt oorspronkelijk uit het Middellands Zee gebied en is waarschijnlijk al met de eerste landbouwers naar ons land gekomen. Het kan zijn dat het gewoon als akkeronkruid is meegekomen, maar de Oecologische Flora sluit niet uit dat het als geneeskrachtig kruid met opzet is meegenomen. "Den Nederlandschen Herbarius" van Stephaan Blankaart uit 1698 noemt guichelheil ook als geneeskrachtige plant maar niet voor geestesziekten. Blankaart denkt dat het zou kunnen helpen tegen ontstekingen van de huid door splinters en dergelijke of tegen ontstoken aambeien. In Engeland heet rood guichelheil 'scarlet pimpernel', ik heb altijd gedacht dat dit naam was van de plant die wij pimpernel noemen (Sanguisorba spec.). Maar zoals wel vaker zie dat dezelfde lokale namen in bijvoorbeeld het Duits, Engels en Nederlands op heel andere planten slaan. In dit geval zijn de Duitsers het met ons eens. Maar de Engelse Scarlet Pimpernel is veel beroemder want dat is ook de hoofdpersoon uit een zeer populaire boekenserie van Emmuska Orczy over de Franse revolutie.

blauw guichelheil Waarschijnlijk blauwbloeiend rood guichelheil

Blauw guicheleheil

Zoals gezegd is het blauw bloeiende guichelheil botanisch een beetje een probleem. Rood guichelheil met blauwe bloemen komt in ons land weinig voor maar is bijvoorbeeld in Frankrijk niet ongewoon. Tenminste ik ga er vanuit dat als ik een groepje planten vind met zowel oranje als blauwe bloemen dat het dan wel allemaal rood guichelheil zal zijn. Maar er is dus ook nog 'echt' blauw guichelheil. Voor iemand die gewoon door het veld wandelt is het verschil eigenlijk niet te zien. Maar als iemand het wil proberen: op de rand van de kroonslippen van blauw guichelheil zitten minder dan 30 klierharen en op die van blauw bloeiend rood guichelheil zitten er aanzienlijk meer.

De meest kans om blauw of blauw bloeiend guichelheil tegen te komen heb je in Zuid-Limburg. In de rest van Nederland komt het officiële blauw guichelheil heel weinig voor en mijn indruk is dat daar het rood guichelheil zich ook keurig bij zijn oranje sterretjes houdt. De genoemde Stephaan Blankaart kent de twee kleuren guichelheil ook. Grappig is dat hij de rode 'Manneken' en de blauwe 'Wijfken' noemt, maar, zegt hij, er is geen verschil tussen de twee. Hij had misschien niet de klierharen geteld. Hij noemt ook nog een gele guichelheil die in het bos groeit. Waarschijnlijk bedoelde hij de boswederik die inderdaad op guichelheil lijkt en ook familie is, maar tegenwoordig niet meer tot de guichelheil gerekend wordt. Planten systematiek is af en toe best ingewikkeld.

Teer guichelheil

De directe aanleiding voor dit artikel was teer guichelheil. Het is een heel lief plantje, ik heb al eens per ongeluk teder guichelheil gezegd. Maar het is helaas zeldzaam in Nederland. Teer guichelheil groeit op plaatsen die regelmatig onder water staan, waar weinig of geen opgaande planten staan, niet te rijke grond, wat kalkhoudend enzovoort. Kortom, het plantje is zo veeleisend dat er maar weinig plekken zijn waar het zich blijvend kan vestigen. Een paar duinvalleien zijn de enige plaatsen in Nederland, maar daarnaast vindt teer guichelheil gelukkig her en der nog plekken waar het zich tijdelijk kan vestigen als een soort pionierplant. Veel van deze plekken liggen in Brabant en één ligt nu niet ver van mijn woonplaats in het natuurgebied de Kampina. Ik hoop natuurlijk dat het een blijvertje is maar gezien de locatie in een gebied waar een aantal jaren geleden de teeltlaag is verwijderd, lijkt dat niet waarschijnlijk. Maar het groeit er nu en het is erg mooi.

Teer guichelheil is een zeer laag plantje met kruipende stengels op zeer natte of bijna onder water staande plaatsen. De blaadjes lijken op die van de rode guichelheil, maar de bloemen zijn zacht roze en hebben meer de vorm van een heel klein tulpje dan van een sterretje. In het 'tulpje' zit een dichte bos witte haren, dat schijnen haren te zijn op de helmdraden. Mooi hoor. De foto in de kop van deze site is ook teer guichelheil.

teer guichelheil Teer guichelheil

Jan van Dingenen - 2008