Over evolutie e.d.

61. De planten komen - 3. De Romeinen

In het tweede deel van dit serietje kwamen de boeren vanuit het Midden-Oosten onze kant op en ze brachten granen, peulvruchten en onkruiden mee. De granen en peulvruchten hebben zich hier niet zelfstandig kunnen handhaven, maar de meeste onkruiden wel. Ondertussen bleven de planten gewoon op eigen gelegenheid vanuit het Middellandse Zee gebied onze kant op komen. Klimop, sleedoorn, meidoorn en lange ereprijs kwamen rond dezelfde tijd als de boeren. Taxus, gagel, beuk en esdoorn kwamen (veel) later en de haagbeuk en de buxus moesten zelfs de Romeinen nog voor laten gaan. En over die Romeinen gaat deze derde aflevering.

De Romeinen

De Romeinen veroverden rond 12 voor Christus, België en het zuidwestelijke deel van Nederland. Veel problemen zullen ze met die paar boeren niet gehad hebben, al verteld Julius Caesar er wel stoere verhalen over. En na wat opstandjes hier en daar, vindt men het waarschijnlijk een hele verbetering wat de Romeinen allemaal hebben en kunnen. De oorspronkelijke boeren sluiten zich dan aan bij de Romeinen en proberen er zo veel mogelijk van te leren. De Romeinse toplaag vestigde zich vooral op de meest vruchtbare gronden en dat waren in Nederland natuurlijk weer de löss gronden in Zuid-Limburg en de rivierklei langs de rivier- en beekdalen in de rest van het land. De Rijn was de grens waar langs de grensposten lagen en de verbindingswegen voor de militairen, maar die ook werden gebruikt voor handel en verkeer.

Buiten de grensgebieden en de vruchtbare gronden was de directe invloed van de Romeinen niet zo groot. Alles wat daar Romeins was, was wat de oorspronkelijke bevolking van hen wilde en kon overnemen. En dat was waarschijnlijk heel veel. Bovendien moeten we bedenken dat een Romein in die tijd zelden iemand was uit de omgeving van Rome, maar vooral iemand die de Romeinse cultuur en techniek had overgenomen. Rome had hij waarschijnlijk nooit gezien en zijn voorouders woonden misschien al eeuwen in deze omgeving.

Wat hadden de Romeinen dan? Vooral organisatie en techniek, lezen en schrijven, cultuur en luxe waardoor ze een stuk welvarender waren en gemakkelijker leefden. En wie zou dat niet willen overnemen?

61.Romeinse tuin (185K) Replica van een Romeinse tuin

Landbouw

In het vorige artikel wordt gezegd dat de zandboeren regelmatig van akkers moesten wisselen omdat de grond uitgeput was. Met een jaar braak laten liggen was dat niet meer op te lossen. Bij de boeren op de löss kon dat wel en die bleven dan ook veel meer op dezelfde plaats wonen. In de tijd van de Romeinen bleven ook de zandboeren op dezelfde plaats boeren. Ze waren daar al eerder mee begonnen op de zogenaamde Celtic Fields op de zandgronden. Dit waren kleine akkertjes van 30 bij 30 tot 50 bij 50 meter met een lage wal er omheen. Een groot aantal akkertjes lag als een dambord tegen elkaar aan en de boeren woonden in één zo'n veldje en bewerkten een aantal van die akkers terwijl de rest braak laag. Ze verhuisden wel eens van de ene akker naar de andere en ze wisselden natuurlijk braak liggen af met bewerken, maar uiteindelijk bleven ze toch op dezelfde locatie. Dit betekent dat ze er in slaagden de gronden te bemesten en waarschijnlijk deden ze dat op dezelfde manier als de boeren tot ca. 1850: uitwerpselen verzamelen van mensen en vee en vermengen met stro van de gewassen, plaggen uit de hei, maaisel uit de beemden en blad en strooisel uit het bos.

De Celtic Fields hadden ondanks de naam geen directe relatie met de Kelten. Ze zijn op allerlei plaatsen in Noordwest Europa gevonden. In Nederland kennen we ze vooral uit Drenthe en van de Veluwe, maar niet of nauwelijks uit Brabant en Limburg. Of dat komt omdat ze er nooit waren of omdat we ze (nog) niet gevonden hebben, is niet bekend.

61.druif in bloei (76K) Romeinse gewassen

Na de Romeinse soldaten kwamen er natuurlijk Romeinse boeren; al was het alleen maar om de soldaten van eten te voorzien. Die boeren zullen waarschijnlijk meest vanuit België en Noord-Frankrijk onze kant op gekomen zijn en die brachten natuurlijk hun eigen gewassen en teeltmethoden mee en de daar bij behorende gereedschappen en gebouwen. De teelten van de Romeinen waren veel grootschaliger dan toen hier gebruikelijk was, zeker rond de villa's, de grote herenboerderijen. Dat had o.a. als voordeel dat men kon investeren in duurdere gereedschappen zoals grotere ploegen getrokken door ossen of in gewassen die de eerste jaren niets zouden opbrengen zoals druiven, walnoten en tamme kastanjes. Van deze drie 'Romeinse' gewassen kan de druif (Vitis vinifera) zich hier op de duur niet zelfstandig handhaven, de tamme kastanje (Castanea sativa) wel en de walnoot of okkernoot (Juglans regia) op sommige plaatsen. De Romeinen brachten ook hun 'eigen' appelbomen mee die niet afstamden van de West-Europese wilde appels, maar van appels uit Kazakstan in Midden-Azië: de basis van onze huidige appel rassen.

De granen van de Romeinen hier waren niet veel anders dan die van de oorspronkelijke boeren: de verschillende tarwe varianten en gerst. Net als 'onze' boeren hadden ze die uit het Midden Oosten gekregen, alleen via een deels andere route namelijk zuidelijk langs de Alpen in plaats van noordelijk. Op die zuidelijke route zijn waarschijnlijk andere onkruiden in het graan terecht gekomen dan via de noordelijke weg. Een van de die 'onkruiden' zou haver geweest kunnen zijn: een West-Europese wilde plant, die per ongeluk in de zaaigranen terecht gekomen is, maar die later tot een echt landbouwgewas is uitgegroeid. Ook van de korenbloem en de bolderik wordt gedacht dat die uit het westelijk deel van het Middellandse Zee gebied komen en dat ze dus mogelijk pas met het Romeinse zaaigoed hier terecht kwamen.

61.tamme kastanje (130K) De eetbare tamme kastanje kan zich hier goed handhaven

Meer duidelijkheid is er over uien en knoflook. Men is er vrij zeker van dat die door de Romeinen geďntroduceerd zijn in onze omgeving. De ui stamt uit de omgeving van Afghanistan en is al heel lang in cultuur. Zo lang dat men de wilde voorvader niet meer kan vinden. Rond 2500 voor Christus werd de ui in Mesopotamië al gegeten. Maar toen waren onze eerste boeren al lang vertrokken uit het Midden-Oosten; misschien hebben ze daarom de ui niet meegebracht.

Ook knoflook eters zijn er al heel lang. Op internet krijg je soms de indruk dat de Egyptische piramidebouwers niets anders aten. De kweekvorm is afgeleid van de wilde knoflook (Allium ampeloprasum) die nog steeds in het hele gebied rond de Middellandse Zee groeit.

Voor de Romeinse tijd groeiden hier al een aantal Allium soorten die waarschijnlijk inheems zijn: bieslook, moeslook, daslook en kraailook. Maar het niet duidelijk of de mensen die toen al als een voedingsgewas zagen.

Hetzelfde probleem is er bij peen, pastinaak en koolrabi. De wilde voorouders groeiden hier al voor de Romeinse tijd en misschien werden de wortels zelfs al wel gegeten door de jagers/verzamelaars, maar dat wil niet zeggen dat de boeren ze als gewas op de akker hadden staan. Dat hebben ze overgenomen van de Romeinen die de wortels al een flink stuk groter gekweekt hadden

Koolrabi is een wat apart geval. In Nederland is het nog een beetje een 'nieuwe' groente, maar het is dus een van oudste cultuurvarianten van de wilde kool. Boerenkool is nog ouder; waarschijnlijk zullen de Romeinen die ook meegebracht hebben want dat is de cultuurvorm die het dichtst staat bij de wilde kool. De wilde kool zorgde veel later behalve voor de koolrabi ook voor o.a. spruitjes en bloemkool.

61.wilde knoflook (78K) Wilde knoflook, de bloem en de knolletjes

Siertuin of kruidentuin

De Romeinen hebben hier behalve akkerplanten ook sierplanten en keukenkruiden geďntroduceerd. Ofschoon het natuurlijk helemaal niet onmogelijk dat iemand al voor de komst van de Romeinen selderijblaadjes over zijn eten heeft gestrooid en dat lekker vond, moet dat misschien toch niet gezien worden als keukenkruiden toevoegen. Kruiden waren planten die op de een of andere manier opvielen, meestal door de geur, soms door een bijzondere vorm of kleur. In de prehistorie nam men aan dat bijzondere planten ook een bijzondere werking hadden. En als die planten niet al te giftig waren, werd er dus een geneeskrachtige werking aan toegekend of men dacht er mee te kunnen toveren of een geliefde te kunnen verleiden.

Bij de Romeinen was dat niet veel anders, maar toch begonnen ze kruiden te kweken omdat die lekker waren bij bijvoorbeeld vlees. Dan zullen ze er nog wel bijgezegd hebben dat het kruid heel goed was ter voorkoming van een bepaalde ziekte, maar het was vooral lekker. Bonenkruid, selderij, koriander en dille behoren bij de kruiden die ze hierheen brachten.

Bij de sierplanten zien we iets dergelijks. De Romeinen waren bijvoorbeeld dol op rozen en viooltjes. Ze zullen die ook wel mooi hebben gevonden, maar ze kweekten ze in feite voor de geur en ze strooiden dan ook rozenblaadjes over hun eten! En daarmee is de roos in feite een keukenkruid geworden maar eentje zonder smaak, alleen maar geur. En de rozenblaadjes zullen ook nog wel ergens goed voor geweest zijn.

Dit was het begin van de (nuttige) medicinale tuin, van de (lekkere) kruidentuin en de (fraaie) siertuin.

61.bosviooltje (73K) Het Maarts viooltje werd al door de Romeinen gebruikt om de heerlijke geur en nu nog steeds

Jan van Dingenen - 2013.

Naschrift Celtic Fields

In dit artikel staat dat er geen Celtic Fields zijn gevonden in Brabant en Limburg. Dat is niet meer juist: in Someren is in 2013 een duidelijk Celtic Field gevonden en waarschijnlijk in Limburg een bij Herkenbosch. Bij Lunteren op de Veluwe heeft men vastgesteld dat het Celtic Field daar zeker vóór 1100 voor Chr. is aangelegd en mogelijk tot de Romeinse tijd continue in gebruik is gebleven! Zie ook Bronnen.

Artikelen in deze serie

- 2. Overleven en de ijstijd

- 59. De planten komen - 1. Na de ijstijd

- 60. De planten komen - 2. De boeren

- 61. De planten komen - 3. De Romeinen

- 62. De planten komen - 4. De Middeleeuwen

- 63. De planten komen - 5. Christoffel Columbus

- 64. De planten komen - 6. Kunstmest en siertuinen