Over evolutie e.d.

80. Evolutie van landplanten - 7. Naakzadigen

Het vijfde artikel sloot met de zaadvarens en het zesde ging door met de boomvarens en de 'echte' bomen. Nu gaan we verder met de zaadvarens. Zaadvarens waren een 'zijtak' van de gewone varens die hier nog steeds groeien. Maar zoals vaker hebben de zaadvarens een andere ontwikkeling doorgemaakt dan de gewone varens en uit de zaadvarens zijn uiteindelijk de naaktzadige planten ontstaan.
De zaadvarens zijn verdwenen maar de naaktzadigen staan nog steeds in de flora, ook in de Nederlandse: den, spar, taxus, jeneverbes. We hebben ook nog een aantal ingevoerde soorten, maar alles bij elkaar zijn er dat toch niet veel. De reden is eenvoudig: na de naaktzadigen kwamen de bedektzadigen en die drukten de naaktzadigen bijna helemaal weg. Je hoeft geen medelijden te hebben want de naaktzadigen hebben op precies dezelfde manier de boomvormen van de wolfsklauwen en paardenstaarten laten uitsterven. Evolutie is altijd interessant, maar niet altijd leuk voor de betrokkenen.

80.Douglas spar kegels (142K) Douglas spar in bloei: vrouwelijke kegels

Diktegroei

Mogelijk de eerste 'uitvinding' van de zaadvarens was de secundaire diktegroei. Waarschijnlijk zijn ze zelfs de enige uitvinders. Een hele boel 'verbeteringen' aan planten lijken meer dan eens uitgevonden te zijn, maar dit is dus een uitzondering en lijkt maar één keer uitgevonden te zijn.
Waar gaat het om. Bij een niet houtige plant wordt een stengel gevormd die meestal helemaal uit levende cellen bestaat maar die alleen nog maar in de lengte kan groeien. Maar dat betekent dat die stengel op een gegeven moment moet stoppen met groeien in de hoogte omdat óf de wortels het water niet zo hoog op kunnen pompen, óf doordat de stengel omvalt door het gewicht van de bladeren of de druk van de wind. Bij onze bomenstammen is dat anders. Die bestaan uit een groot aantal dode cellen binnenin die samen de kanalen vormen voor het watertransport naar boven en een aantal dode cellen aan de buitenkant die de beschermende bast vormen. Daartussen zit een dunne laag levende cellen die zorgen voor het transport van suikers en dergelijke van de bladeren naar beneden én voor de lengtegroei én voor de diktegroei door steeds nieuwe cellen aan te maken (vooral) aan de binnenkant. Dat laatste, die zogenaamde secundaire diktegroei, is uniek bij de naaktzadigen en hun opvolgers.
De boomvarens hadden ook al wat bedacht om hogerop te komen, maar dat was duidelijk geklungel in vergelijking met dit systeem. Ook de paardenstaarten hebben systemen gehad om hogerop te komen en de huidige palmen hebben nog steeds een eigen oplossing, maar secundaire dikte groei en daarmee de vorming van 'echt' hout heeft het duidelijk gewonnen.

80.larix man en vr bloemen (133K) Mannelijke en vrouwelijke bloei van de larix

Naakte zaden

In deel vijf is ook besproken hoe de zaadvarens uiteindelijk zaad gingen vormen. Zaad is in de ontwikkeling van de planten iets heel nieuws. Voor die tijd zal er ook wel eens wat vertraging geweest zijn voordat de sporen uitgroeiden tot de haploïde of tot de diploïde vorm van de plant, maar voor zover ik weet was er geen mechanisme om kieming uit te stellen als de omstandigheden niet gunstig waren. Met zaden kon dat dus wel en daarmee konden deze planten zich vestigen op plaatsen die door strenge vorst of een zeer droge periode zeer onvriendelijk waren voor kiemende plantjes. Gewoon wachten met kiemen tot de omstandigheden goed zijn.
Misschien hadden de naaktzadigen nog een primeur. Recent wordt gesuggereerd dat schorpioenvliegen hun zuigmond niet hebben gebruikt om bloed te zuigen, maar om nectar te snoepen bij naaktzadigen. Daarmee zouden ze tegelijk de eerste bestuivende insecten zijn geworden. Het is nog niet bewezen, maar het zou kunnen. Tenminste als naaktzadigen toen nectar hadden, maar daarover vind ik niets.

De naam naaktzadigen is gegeven als tegenstelling met de bedektzadigen, de bloemplanten die na de naaktzadigen kwamen. De naaktzadigen zijn niet naakt, maar de bedektzadigen hebben allemaal een vrucht over het zaad en bovendien bedekt die vrucht het hele zaad. Bij de naaktzadigen is er ook wel iets als een vrucht maar deze bedekt nooit helemaal het zaad. Het lijkt me geen echt belangrijk verschil, maar de dingen moeten een naam hebben.
Onze meeste naaktzadigen hebben hun bloemen en vruchten in een kegelvorm staan. Bij dennenappels (vrouwelijk) en de mannelijke bloeiwijze van de den is dat natuurlijk heel duidelijk. Ook onze taxus schijnt ooit begonnen te zijn met een kegel, maar heeft deze gereduceerd tot één bes met een zacht roze jasje en inderdaad niet geheel gesloten maar met een diepe inkijk. Bij de mannelijke bloemen is de kegelvorm nog wel zichtbaar. De jeneverbes lijkt min of meer ronde bessen te hebben, maar volgens de literatuur moeten we hier toch iets van kegels in zien.

Opvallend is dat de naaktzadigen, zeker bij ons, allemaal naaldbomen zijn. Toch zijn ze dat niet per definitie: er bestaan ook struikachtige naaktzadigen. Of je de ginkgo formeel een naaldboom moet noemen weet ik niet. Hij lijkt er in ieder geval niet op. Wel schijnen de naaktzadigen vanaf het begin een voorkeur gehad te hebben voor naaldachtige bladeren. Achteraf misschien heel verstandig want daarmee blijken ze het in koudere streken net even beter te doen dan de bedektzadigen. Maar misschien zijn ze al in het begin naar die omgeving gedrongen door de varens en zaadvarens die daar niet uit de voeten konden. 80.taxus bes (64K) Bes van de taxus, de pit is zichtbaar

Enkele 'rare' naaktzadigen

De taxus is zeker geen levend fossiel ofschoon de Europeanen wel pogingen gedaan hebben om er dat van te maken. Aanvankelijk stond de taxus in aanzien omdat de boom het beste hout voor handbogen leverde. Maar toen de handbogen vervangen werden door kruisbogen (met een ijzeren boog) en later door vuurwapens, bleef alleen de problematische kant van de taxus over: de plant is giftig en ook nog vooral voor het kostbaarste dier, het paard. Waarom paarden niet instinctief weten dat taxus giftig is weet ik niet: plant en dier komen uit dezelfde omgeving. Maar voor de mensen was dit in ieder geval aanleiding om te proberen de taxus uit te roeien. Dat is gelukkig niet gelukt. Voor allerlei dieren (incl. mensen) is alles aan de taxus giftig behalve het roze manteltje, maar wel weer het zaadje. Een Japanner vertelde me dat aan het einde van de Tweede Wereldoorlog toen er hongersnood heerste in Japan, de kinderen die manteltjes aten als snoepgoed. Wel goed de zaadjes uitspugen.
80.zeedruif bessen (94K) Bessen van de zeedruif (Ephedra distachya)

De foto hier boven is de zeedruif (Ephedra distachya). De foto met de rare rode bessen heb ik gemaakt aan de Atlantische kust in Frankrijk en ik heb lang gezocht zonder te vinden hoe dit vreemde groeisel heette. Door toeval ben ik er een aantal jaren later achter gekomen en toen bleek dat het een naaktzadige was. In deze vorm kende ik naaktzadigen niet en al zoekende kwam ik steeds meer interessante zaken tegen over landplanten en hun ontwikkeling en eigenlijk is de zeedruif daarmee de aanleiding geweest voor deze serie artikelen. 80.zeedruif bloei (60K)

De zeedruif groeit op de Atlantische kusten en die van de Middellandse Zee. Aan de Atlantische kust komt de plant niet noordelijker dan Bretagne. De plant maakt efedrine, een zogenaamd wekamine, en die stof was ooit vrij te koop in Nederland o.a. in hoestsiroop. Maar nadat efedrine populair werd als party drug, is de stof verboden. De zeedruif heeft nog al wat familieleden die als klimplanten in de tropen leven, maar er is ook een beroemde boom in de familie: Gnetum gnemon. Deze boom groeit als 'melindjoe' in Indonesië en staat daar culinair in hoog aanzien, met name in Atjeh. Bloemen en jonge bladeren worden gegeten en de zaden worden gemalen en verwerkt in kroepoek emping. Dit is een beetje bittere kroepoek, te koop in de supermarkt. Het is mijn lievelingskroepoek, dus nu ben ik eigenlijk wel nieuwsgierig of er efedrine in zit.
De foto met de gele bloemen van de zeedruif komt van Wikipedia en op die foto vind ik de bloemen wel een beetje uitbundig voor een naaktzadige. Jammer dat ik ze zelf nooit gezien heb. Maar dit en uiteraard nog andere kenmerken, hebben ook de botanici aan het twijfelen gebracht of de familie Ephedra (of beter de Gnetophyta) wel bij de naaktzadigen horen. Sommigen denken nu dat het een zijtak is naast de 'gewone' naaktzadigen, anderen vinden dat het een zijtak is naast de bedektzadigen. Kortom een tussenvorm en dus een mooie overgang naar de bedektzadigen in het volgende en laatste artikel.

Jan van Dingenen - 2014

Naschrift

Het artikel was nog niet eens gepubliceerd, toen Ephedra plotseling de wereldpers haalden. In Kroatië en omgeving groeit Ephedra foeminea en deze plant heeft 'gewone' mannelijke bloemen die stuifmeel produceren. Maar de vrouwelijke bloemen maken alleen een zoete druppel waar insecten 's nachts het stuifmeel moeten afleveren. Die druppels zijn er dus alleen 's nachts. Tot zover niets schokkends, maar die druppels blijken er alleen te zijn bij volle maan! Dan vallen ze natuurlijk veel meer op, maar hoe weet deze plant wanneer het volle maan is? Zie ook Links en refs onder 'Bronnen'

In deze serie "Evolutie van landplanten" zitten de volgende artikelen:
74. Evolutie van landplanten - 1. Inleiding
75. Evolutie van landplanten - 2. Na het begin van leven
76. Evolutie van landplanten - 3. Plant aan land
77. Evolutie van landplanten - 4. Sporen zaaien
78. Evolutie van landplanten - 5. Varens, boomvarens, zaadvarens
79. Evolutie van landplanten - 6. De eerste bossen
80. Evolutie van landplanten - 7. Naaktzadigen
81. Evolutie van landplanten - 8. Bedektzadigen of bloemplanten